Je cliënt zit vast. Hij wil stoppen zijn verslaving, zegt hij vandaag dapper. Maar hij weet zelf al dat hij morgen weer door de knieën gaat. Daarom zit hij bij jou, zijn therapeut. Jij moet hem helpen om echt te stoppen. Wat ga je doen? De cliënt balanceert tussen verlangen en weerstand: het ene moment verlangt hij er naar te stoppen, het volgende moment is de weerstand te groot en geeft hij toe aan harddrugs als alcohol, cocaïne, speed of een verslaving als gamen, gokken, eten.
Een grote valkuil voor therapeuten is het verlangen gaan versterken en dus de weerstand te lijf gaan. De therapeut gaat dan redenen bedenken waarom de cliënt beter af is zonder zijn verslaving. Maar dat hoeft een therapeut helemaal niet te doen. Dat heeft de verslaafde zelf al lang gedaan. Waarschijnlijk doet hij dat elke dag al en wel van ‘s morgens vroeg tot het moment hij, tot zijn eigen ergernis, toch weer toegeeft aan de verslaving.
Een therapeut die met argumenten komt om te stoppen geeft zijn cliënt niets. De verslaafde kent die argumenten al. Bovendien wordt hij daar steeds aan herinnerd door partner, ouders, familie, vrienden. Dat systeem is de verslaving van de cliënt gruwelijk zat. Het systeem heeft alles uit de kast getrokken in de strijd tegen zijn verslaving. Niets heeft geholpen.
De therapeut kan er ook voor kiezen om te beginnen met het negeren van de verslaving. Niet praten over het slikken of snuiven van harddrugs en niet over het gedrag achter de gokkast of de koelkast. Laat het voor wat het is. Doe alsof het er niet is. Vraag er niet naar. Ga er niet op in als de cliënt er over begint. Ofwel: bemoei je even niet met de interne strijd van de cliënt tussen verlangen en weerstand. Dat komt later wel.
Zijn verslaving is voor de cliënt een zeer beladen onderwerp. Hij worstelt ermee. Zijn systeem veroordeelt de cliënt vanwege zijn verslaving. Dat voelt de verslaafde. Zijn reactie is niet stoppen met de verslaving, maar juist doorgaan. Door de verslaving te laten voor wat die is, kun je als therapeut in gesprek gaan met de verslaafde. Je koppelt de verslaving los van de verslaafde. Door in gesprek met de verslaafde te gaan wordt hij als persoon serieus genomen en niet tegelijk met zijn verslaving veroordeeld. Dat is vaak een nieuwe of vernieuwende ervaring voor de verslaafde cliënt. Zo kan het gesprek op gang komen.
In dat gesprek kan de therapeut met de cliënt op zoek gaan naar de bron. De cliënt heeft de verslaving zelf in zijn leven binnengehaald, omdat die hem iets bracht. Daar had de cliënt op dat moment behoefte aan of baat bij. Wat dat is verschilt per persoon, maar daar ligt de kern van de therapie. Er was voor de cliënt ooit een reden om met de verslaving in zee te gaan. Om die reden gaat het. Vaak weet de cliënt die reden heel goed. De therapeut hoeft hem dat probleem niet te geven want de cliënt kent het al. Het is aan de therapeut daar samen met de cliënt stappen te zetten en de eerste stap is die reden te benoemen.
Dat de verslaving sinds de cliënt hem binnenhaalde de besturing van de cliënt heeft overgenomen is, even klinisch gezien, bijzaak. Bij de verslavingszorg in Nederland kan elke verslaving aanpakken, daar zijn ze erg goed in. Maar een verslaving is een symptoom. Als alleen het symptoom wordt aangepakt, gaat het onderliggende probleem vrijuit. Dan is het een kwestie van tijd voordat de verslaving de cliënt weer in zijn macht heeft.
De taak van de therapeut is om samen met de cliënt te zorgen dat het symptoom overbodig wordt.